Daan de Wolf
Casus
Twee (professionele) partijen hebben een koopovereenkomst gesloten over een perceel grond. De koper wilde op deze grond garageboxen bouwen. Enkele maanden voordat de partijen een koopovereenkomst hadden gesloten was er een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit het rapport van dit onderzoek bleek dat het perceel vrij was van asbest, althans dat er op het perceel geen asbest boven de normwaarden voorkwam. Na de levering van de grond blijkt echter dat er een zodanige mate van asbest in de grond zit, dat de koper geen vergunning voor het bouwen van de garageboxen kan krijgen zonder sanering. De koper stelt dat er sprake is van non-conformiteit en stelt de verkoper hiervoor aansprakelijk. De koper vordert met name dat de verkoper de kosten voor de sanering vergoedt.
Overwegingen
De rechtbank concludeert dat er sprake is van non-conformiteit in de zin van artikel 7:17 van het Burgerlijk wetboek. De grond is immers niet geschikt voor het onbetwiste doel dat partijen met de grond voor ogen hadden, te weten het bouwen van garageboxen op de grond. Dit betekent volgens de rechtbank echter niet dat de verkoper is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. In de overeenkomst is namelijk een bepaling opgenomen dat het perceel wordt overgedragen in de staat waarin het zich bij het tot stand komen van de koopovereenkomst bevindt. Dit betekent dat na de levering de koper het risico draagt voor eventuele gebreken die na de levering aan het licht komen. Het feit dat de verkoper niet bekend is met de asbestverontreiniging betekent namelijk niet dat de verkoper heeft gegarandeerd dat er geen sprake was van asbestverontreiniging en evenmin dat hij in dat kader een vrijwaring had afgegeven.
Conclusie
Het risico voor de non-conformiteit is in de koopovereenkomst bij de koper gelegd, waardoor de rechtbank de vordering tot betaling van de sanering door de verkoper afwijst.