Onteigening/ gedoogplicht

Gedoogplicht blijft in stand

Daan de Wolf

De casus

Aan de eigenaren van een perceel is een gedoogplicht opgelegd met betrekking tot de aanleg en instandhouding van elektriciteitskabels.

Het geschil

De eigenaren zijn het met deze gedoogplicht niet eens en hebben daartegen beroep ingesteld, alsmede een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Deze uitspraak betreft het oordeel van de voorzieningenrechter.

De context

Op grond van artikel 10.11 van de Omgevingswet kan een gedoogplicht op grond van deze afdeling worden opgelegd als voor een werk van algemeen belang:

  1. voor bepaalde of onbepaalde tijd gebruik moet worden gemaakt van een onroerende zaak,

  2. met de rechthebbende op de onroerende zaak ondanks een redelijke poging daartoe geen schriftelijke overeenstemming is bereikt over het gebruik daarvan,

  3. het gebruik van de onroerende zaak niet meer zal worden belemmerd dan redelijkerwijs nodig is, en

  4. de belangen van de rechthebbende redelijkerwijs onteigening niet vorderen.

Deze eisen komen overeen met de voorheen geldende Belemmeringenwet Privaatrecht. In deze uitspraak staan de eisen onder b en c ter discussie.

Het vereiste van art. 10.11, onder b, van de Omgevingswet dat een serieuze en redelijke poging moet zijn ondernomen om langs minnelijke weg tot overeenstemming te komen., werd ter discussie gesteld door de eigenaren. Aan de hand van het overgelegde logboek acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat een serieuze en redelijke poging is ondernomen om tot minnelijke overeenstemming te komen.

Daarnaast stond het vereiste uit art. 10, onder c, van de Omgevingswet ter discussie. In de tuin van de eigenaren is een oude elektriciteitskabel aangetroffen, waarvan de aanwezigheid aanvankelijk niet bekend was. Na ontdekking is deze kabel opgenomen in de gedoogbeschikking. De voorzieningenrechter ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat sprake is van een belemmering die verder gaat dan redelijkerwijs noodzakelijk. De kabel ligt geruime tijd in de grond en verplaatst zich niet. De enkele wetenschap dat de kabel aanwezig is, vormt op zichzelf geen extra belemmering. Op dit moment wordt het betreffende deel van het perceel gebruikt als tuin, en daarmee is van een actuele onnodige belemmering geen sprake.

De uitspraak

Dat de kabel in de toekomst mogelijk een belemmering zou kunnen vormen—bijvoorbeeld bij een gewijzigde inrichting van het perceel—acht de voorzieningenrechter onvoldoende om te concluderen dat thans sprake is van een onnodige belemmering. De eigenaren hebben voorts betoogd dat de kabels anders hadden kunnen worden aangelegd en dat de transformator in het transformatorhuisje had kunnen worden omgedraaid. De voorzieningenrechter ziet hierin echter geen aanleiding om te oordelen dat de gekozen aanlegwijze leidt tot een onnodige belemmering van het gebruik van het perceel.

De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat de opgelegde gedoogplicht in stand kan blijven.

Terug naar overzicht

Relevante diensten