Daan de Wolf
Casus
De appellant, een agrarisch varkensvleesbedrijf, verwijt een netbeheerder dat hij een aansluiting op het elektriciteitsnet niet binnen een redelijke termijn te hebben gerealiseerd. De appellant heeft hierdoor schade geleden, aangezien zij de met haar zonnepanelen opgewekte stroom niet eerder kon leveren aan het elektriciteitsnet. De appellant stelt dat in dit geval de redelijke termijn zoals bepaald in artikel 23, lid 4, van de Elektriciteitswet 1998 (oud) is overschreden.
Overwegingen
Waar de Elektriciteitswet de nationale regelgeving over elektriciteitsnetten omvat, behelst de Elektriciteitsrichtlijn dit op Europees niveau. Het Hof van justitie van de Europese Unie heeft in dat kader geoordeeld dat uit de Elektriciteitsrichtlijn volgt dat niet de nationale wetgever, maar de nationale regulerende instanties (hierna: NRI) bevoegd zijn om voorwaarden aan netbeheerders op te leggen bij het verzorgen van aansluitingen op het elektriciteitsnet. Tot die bevoegdheid behoort ook het vaststellen van de termijnen voor de aansluiting. Voor Nederland is de ACM aangewezen als de NRI.
Op 1 januari 2026 zal de Energiewet in werking treden, echter is met ingang van 22 februari 2025 artikel 7.3 van die wet reeds in werking getreden. Met dit artikel wordt de wettelijke aansluitingstermijn van 18 weken voor grote aansluitingen geschrapt uit de Elektriciteitswet 1998. De reden hiervoor is dat deze termijn op dit moment conflicteert met de door de ACM opgestelde huidige bepalingen omtrent de aansluittermijnen. Aangezien de ACM de NRI is in de zin van de Elektriciteitsrichtlijn, heeft zij de exclusieve bevoegdheid over de vaststelling en goedkeuring van de aansluittermijnen en tarieven. In het belang van de rechtszekerheid is het wenselijk dat wettelijke bepalingen die conflicteren met de bepalingen van de ACM zo snel mogelijk vervallen.
Gelet op het voorgaande moet de wettelijke termijn van 18 weken komen te vervallen. Hierdoor dient het hof na te gaan of de netbeheerder in dit geval de aansluiting binnen een redelijke termijn heeft gerealiseerd. De netbeheerder had in dit geval de aansluiting gerealiseerd binnen 39 weken. De netbeheerder gaf hierbij aan dat zij de door de appellant gewenste transportcapaciteit daarbij het net heeft moeten verzwaren.
Het hof stelt ten eerste dat de ACM heeft geconstateerd dat uit de opgevraagde informatie over de daadwerkelijke aansluittermijnen die netbeheerders afgelopen jaren hebben behaald, blijkt dat netbeheerders meer tijd (dan de 18-wekenntermijn) nodig hebben om aansluitingen met grotere capaciteit te realiseren. De ACM houdt bij het berekenen van de termijn rekening met de belangen van netbeheerders, die last hebben van schaarste aan personeel en materiaal en langere doorlooptijden van vergunningprocedures. Dit resulteert in termijnen voor grootverbruikaansluitingen die groter zijn dan de 18-wekentermijn. In 2022 had de ACM de aansluittermijn voor dergelijke aansluitingen in beginsel gesteld op 35 weken. Het hof acht dat de aansluittermijn van de netbeheerder, in dit geval 39 weken, niet onredelijk was, ondanks de door de ACM voorgestelde termijn van 35 weken. De netbeheerder had in dit geval ook de transportcapaciteit van het elektriciteitsnet moeten verzwaren voor het verzoek.
Conclusie
Het hof concludeert dat niet is komen vast te staan dat de netbeheerder de aansluiting van de appellant niet binnen een redelijke termijn heeft gerealiseerd. De vordering van de appellant wordt afgewezen.