Pachtrecht

Verjaring vordering tot vergoeding van fosfaatrechten (ECLI:NL:RBGEL:2025:4026)

Daan de Wolf

Casus

Tussen een pachter en een verpachter bestaat twee pachtovereenkomsten. Na beƫindiging van de pachtovereenkomsten, vordert de verpachter dat voor recht wordt verklaard dat hij aanspraak heeft op een vergoeding van de fosfaatrechten op basis van de pachtverhouding.

 

Overwegingen

Door de opzegging van de pachtverhouding heeft de verpachter recht op 50% van de waarde van de door de pachter verkregen fosfaatrechten. Het was op dat moment echter nog onduidelijk hoe exact moest worden omgegaan met de afwikkeling van de fosfaatrechten. De voormalig verpachter heeft in die tijd ook geen aanspraak gemaakt op de afgifte van eventuele fosfaatrechten. Zij heeft alleen een brief verstuurd waarin wordt vermeld dat zij alle rechten voorbehoud ten aanzien van de vraag aan wie de fosfaatrechten zouden toekomen.

In artikel 3:307, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende waarop de vordering opeisbaar is geworden. De datum dat de vordering zou verjaren is in de aanhangige situatie hierdoor in beginsel verstreken. Wel kan de verjaring van de rechtsvordering, ingevolge artikel 3:117, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek, worden gestuit door een schriftelijke aanmaning/mededeling waarin de gerechtigde zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. De verpachter betoogt dat dit is gebeurd met de brief die zij had verstuurd. In het geval deze brief inderdaad als een ondubbelzinnige mededeling moet worden gelezen, blijft evenwel de verjaringstermijn verstreken. De termijn gaat immers weer lopen vanaf het moment dat de brief verstuurd is, wat ook al langer dan vijf jaar geleden is. Na het verstrijken van de verjaringstermijn heeft de verpachter weer aanspraak gemaakt op de vergoeding van de fosfaatrechten. Doordat dit buiten de verjaringstermijn valt kan het de verjaring van de vordering tot nakoming niet stuiten.

 

Conclusie

De rechtbank komt tot de conclusie dat de vorderingen zijn verjaard, waardoor deze moeten worden afgewezen.

Terug naar overzicht