Jan Sachtleven
De eigenaar van het perceelsgedeelte voert aan dat de Kroon zelf op eigen initiatief en ambtshalve de planologische grondslag van het onteigeningsverzoek heeft verruimd en daarmee de grondslag van het onteigeningsverzoek heeft verlaten, waardoor rechtens onjuist zijn perceelsgedeelte ter onteigening aangewezen.
Casus
In het kader van het doortrekken van de A15 naar de A12 (ViA15) heeft de Kroon een perceelsgedeelte ter onteigening aangewezen. In 2017 is hiervoor een tracébesluit vastgesteld. Op basis van dit tracébesluit is het verzoek tot onteigening gebaseerd. In 2019 is een ook een tracébesluit vastgesteld, waarmee het eerdere tracébesluit op onderdelen is gewijzigd. De Kroon heeft ook het tweede tracébesluit ten grondslag gelegd aan de onteigening.
De eigenaar van het perceelsgedeelte voert aan dat de Kroon zelf op eigen initiatief en ambtshalve de planologische grondslag van het onteigeningsverzoek heeft verruimd en daarmee de grondslag van het onteigeningsverzoek heeft verlaten, waardoor rechtens onjuist zijn perceelsgedeelte ter onteigening aangewezen.
Overwegingen
De rechtbank verwerpt dit verweer als volgt. Het KB vermeldt dat het tracébesluit uit 2019 een project-specifieke onderbouwing van het aspect stikstofdepositie bevat en dat het voorziet in een wijziging van ondergeschikte aard van het tracébesluit uit 2017. Dit is in overeenstemming met artikel 14 lid 1 van de Tracéwet. Dit artikel regelt dat de Minister afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht – die gaat over de uniforme openbare voorbereidingsprocedure – buiten toepassing kan laten bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een tracébesluit waartegen beroep aanhangig is, indien het een wijziging van ondergeschikte aard betreft.
Verder vermeldt het KB dat het tracébesluit uit 2017 voor het overige onverminderd van kracht blijft en dat het tracébesluit uit 2019 geen wijziging brengt in het grondbeslag van de ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken en de grenzen ten opzichte van het tracébesluit uit 2017. Dit is in overeenstemming met de Handreiking Administratieve Onteigeningsprocedure. Deze bepaalt dat voor het starten van de administratieve onteigeningsprocedure op grond van de titels II niet de eis wordt gesteld dat de planologische grondslag van het te maken werk onherroepelijk is. Bepalend is of het werk waarvoor onteigening noodzakelijk is ook planologisch uitvoerbaar is. In dat kader onderzoekt de Kroon of het voorgenomen werk uitvoerbaar is gezien de inhoud van en de coördinatie met de ruimtelijke plannen. Ook moet duidelijk zijn dat de zienswijzen in de planologische procedure niet zullen leiden tot een ander ruimtebeslag van de ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken, aldus de Handreiking. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden en het KB bepaalt ook dat het tracébesluit uit 2019 geen wijziging aanbrengt in het grondbeslag als hiervoor bedoeld.
Door het tracébesluit uit 2019 bij de besluitvorming te betrekken, heeft de Kroon de planologische grondslag die de Minister had aangegeven slechts aangevuld met de feiten en omstandigheden die naar voren zijn gekomen tijdens de administratieve onteigeningsprocedure.
Conclusie
De rechtbank herhaalt dat de Kroon heeft geconcludeerd dat het tracébesluit uit 2019 niet leidt tot een ander ruimtebeslag van de ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken. Het tracébesluit uit 2017 vormt nog altijd de belangrijkste grondslag voor de onteigening waarom het hier gaat. Ook is duidelijk dat het werk waarvoor wordt onteigend nog altijd hetzelfde werk betreft.